Inleiding
Coccidiose en de bestrijdingsmiddelen ertegen, coccidiostatica, zijn de laatste jaren vaak een belangrijk gespreksonderwerp geweest bij menig bedrijfsbezoek. Er blijven echter nog vragen onbeantwoord, zeker wat betreft de wetgeving. Ik hoop dat na het lezen van dit artikel de bomen in het coccidiostaticabos terug zichtbaar worden.
Diergeneesmiddel of toevoegingsmiddel voor diervoeding?

De ziekte coccidiose wordt veroorzaakt door de eencellige parasiet Eimeria sp. Coccidiostatica zijn bijgevolg anti-parasitaire middelen en het lijkt dan voor de hand liggend dat de wetgeving omtrent diergeneesmiddelen hierop van toepassing is, zoals bijvoorbeeld bij ontworming.
Het is echter ook mogelijk om coccidiostatica als ‘Toevoegingsmiddel voor diervoeding’ op de markt te brengen. Ze zijn dan, wettelijk gezien, gelijk aan de andere toevoegingsmiddelen zoals bijvoorbeeld voedingszuren, pre- en probiotica.
De wetgeving over toevoegingsmiddelen voor diervoeding staat volledig los van de wetgeving over diergeneesmiddelen en deze tweeledigheid zorgt voor onduidelijkheid en onbegrip.
Belangrijke verschillen zijn:
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding
– Afwijken van vergunning onmogelijk
– Aangepaste dosering kan niet
– Uitsluitend geïntegreerd in het voer verkrijgbaar
– Via voerfirma
Diergeneesmiddelen
– Mogelijkheid tot afwijken van bijsluiter: de cascaderegeling
– Via dierenarts
M.R.L.

Aangezien we ‘levensmiddelen van dierlijke oorsprong’ produceren mogen we alleen producten gebruiken waarvoor een ‘maximumwaarde voor residu’ werd vastgesteld (in het vlees); in het Engels een ‘Maximum Residue Limit’ (MRL). Dit komt feitelijk neer op een positieve lijst.
De bekendste voorbeelden waarbij deze wetgeving werd overtreden, zijn de recente Fipronil crisis van 2017 en de doping van wielrenner Alberto Contador in 2010. Tijdens een persconferentie verweerde hij zich door te benadrukken dat het om uiterst kleine hoeveelheden ging: hij dreunde het laboratoriumresultaat tot 11 getallen na de komma op. Maar er mochten helemaal geen dopingproducten in zijn lichaam aangetroffen worden en dus maakt de concentratie ervan niets uit; net zoals bij de Fipronilcrisis.
Knelpunten
De volgende coccidiostatica voldoen aan het voorgaande en zijn op dit ogenblik beschikbaar:
Als toevoegingsmiddel voor diervoeding:
- Diclazuril “Clinacox”
- Robenidine
- Middelen van plantaardige oorsprong
Diergeneesmiddelen:
- Toltrazuril (Dozuril, Baycox, … )
- Amprolium (Coccibal, … )
- Decoquinate (Deccox, … )
- Sulfamiden (al dan niet i.c.m. Trimethoprim) (Sulfadimidine, … )
Dit geeft de indruk dat er voldoende producten beschikbaar zijn om coccidiose te beheersen of te bestrijden indien nodig. Helaas is de realiteit weerbarstiger omwille van de volgende knelpunten:
1. Resistentievorming en de kostprijs
Er is een groot prijsverschil tussen de toevoegingsmiddelen en de diergeneesmiddelen waardoor de diergeneesmiddelen vaak pas worden ingezet wanneer er reeds onvoldoende werkzaamheid is van Diclazuril en/of Robenidine.
2. Dierdagdoseringen
Sulfamiden zijn geclassificeerd als antibiotica en niet als anti-parasitica. Hierdoor tellen zij mee voor de dierdagdoseringen. Dit verklaart voor een belangrijk deel waarom sommige bedrijven een hoge dierdagdosering hebben, ook al werden de Sulfamiden niet ingezet om een bacterie te bestrijden maar een parasiet. Het beoordelen van de dierdagdosering exclusief de Sulfamiden geeft een beter inzicht in het anti-bacteriële antibioticumgebruik, ook al zijn darmproblemen vaak multifactorieel.
3. Cascade
ALLE bovenstaande diergeneesmiddelen worden volgens de cascaderegeling ingezet. Dit geeft praktische problemen zoals beschikbaarheid, levertijden en uiteraard een wachttijd van 28 dagen. Wat betreft de wachttijd wordt de wetgeving aangepast in 2022 maar daarover in een ander artikel meer.
Sacox
Enkele jaren geleden heeft Huvepharma, de producent van Salinomycine (Sacox), de registratie voor konijnen als toevoegingsmiddel voor diervoeding la ten verlopen. Op vraag van de Nederlandse konijnensector heeft Huvepharma de procedure voor een nieuwe toelating in 2019 terug opgestart. De benodigde proeven werden op drie bedrijven uitgevoerd waarvan twee in Nederland en één in België. Het complete dossier werd eind 2019 opgestuurd naar Brussel. Hoe lang we nog moeten wachten op een beslissing is onbekend. De coronacrisis heeft dit proces natuurlijk ook vertraagd.
Zoals hierboven beschreven laat de wetgeving omtrent toevoegingsmiddelen voor diervoeding geen uitzonderingen toe. Daarbij komt dat individuele lidstaten Europese wetgeving volledig moeten omzetten in nationale wetgeving en alleen de vrijheid hebben om bijkomende regels op te stellen. Dit betekent dat een versoepeling op nationaal niveau niet mogelijk is, een verstrenging wel. Mijn inschatting is daarom dat een uitzonderlijke toelating op nationaal niveau voor Salinomycine niet mogelijk zal zijn.
Conclusie
Er zijn net genoeg mogelijkheden om coccidiose goed te beheersen zolang resistentievorming geen roet in het eten gooit. Wanneer er onverhoopt toch resistentieproblematiek op het bedrijf ontstaat, is het niet eenvoudig om deze weer kwijt te geraken en duurt het jaren voor deze weer verdwenen is. Het is daarom belangrijk dit te voorkomen door producten met beleid in te zetten in overleg met uw dierenarts en voervertegenwoordiger.
Jan Willems
Dierenarts